Shikoku is wildernis

Shikoku is wildernis

Dit artikel is deel 1 van een tweedelige serie over onze roadtrip over het Japanse eiland Shikoku. In dit deel duiken we de wildernis van het eiland in. In deel 2 komen we terecht bij een van de bekendste heiligdommen van het eiland.

Via de Akashi Kaikyo Brug verlaten we het hoofdeiland Honshu. Een spectaculair begin van onze roadtrip naar Shikoku, want de Akashi Kaikyo Brug is een hangbrug en heeft de grootste overspanning ter wereld. De afstand tussen de twee hoofdpijlers is bijna 2 kilometer.

Akashi Kaikyo Brug

Aan de overkant van de Akashi Kaikyo Brug ligt het eiland Awaji. Een klein eiland wat vooral bekend staat om de garnalencrackers die er gemaakt worden. Het epicentrum van de grote aardbeving in Kobe in 1995 lag ook op Awaji. Maar hier stoppen we niet, we zijn onderweg naar Shikoku.

Naruto, welkom in Shikoku

In iets meer dan 30 minuten steken we Awaji over en komen we bij de volgende brug aan, de Onaruto Brug. De brug zelf is bij lange na niet zo indrukwekkend als de Akashi Kaikyo Brug, maar wat er onder de brug gebeurd is des te leuker om te zien. Vanaf de Shikoku-kant kun je de brug in. Je loopt onder het brugdek door tot het midden van de brug, waar je een indrukwekkend schouwspel wacht.

Onder de Onaruto Brug komen de Seto Inland Sea and de Grote Oceaan samen. Het minieme verschil in zeespiegel en de trechtervormige kust zorgen er voor dat precies onder de brug spectaculaire draaikolken (toevallig ook de Japanse bijnaam voor het @-teken) ontstaan.

Naruto draaikolken

Na ons een poosje vergaapt te hebben aan het uitzicht vanaf de brug stappen we weer in de auto voor een rit van een paar uur naar het Iyake ravijn.

Iyake ravijn

Het letterlijke hoogtepunt van de oostelijke helft van Shikoku is de berg Tsurugi. Niet onze bestemming, want in de winter is het daar boven geen pretje. Maar een berg heeft natuurlijk een voorgebergte met wilde rivieren die door ravijnen razen enzo. Goed, misschien niet iedere berg, maar het voorgebergte van Tsurugi wel. En dat is erg gaaf.

Vanaf de hoofdweg slaan we linksaf over de Iyaguchi-bashi brug. Hier begint de weg die ons bijna 20 kilometer lang bezig zal houden. We passeren een bushalte en vragen ons af er hier echt een bus rijdt. Na 500 meter wordt die vraag beantwoord: ja, er rijdt hier een bus! De weg wordt snel smaller, net breed genoeg voor één auto. Links een stijle rotswand omhoog, rechts een stijle rotswand 300 meter recht naar beneden.

We hopen dat de vangrail recent op doorroesten gecontroleerd is, en we hopen dat de bus hier niet al te frequent rijdt. Een bus tegenkomen op deze weg lijkt ons geen pretje. Gelukkig is het laagseizoen en komen we helemaal geen verkeer tegen. We hebben het ravijn voor onszelf.

Op ongeveer de helft van de weg komen we een verbreding tegen. Mooi! Dan kunnen we even uitstappen en een foto maken. Tot onze verbazing komen we aan de rand van de afgrond een rare snuiter tegen met de naam Shobenkozo. Deze opvallende waaghals is een kopie van Manneke Pis. Volgens mijn schoonvader kun je hier je lef testen door naast Shobenkozo te gaan staan en een potje mee te plassen. Een test die ik graag aan me voorbij laat gaan. Dan maar een slappeling!

Shikoku is wildernis

Kazurabashi hangbrug

De spannende weg langs het diepe Iyake ravijn is niet de uiteindelijk bestemming van de dag. Aan het einde van de bochtige bergweg, waar we gelukkig geen tegenliggende bussen tegen gekomen zijn, ligt onze bestemming. Nou ja, ligt. Ik kan beter zeggen: hangt. De Kazurabashi hangbrug is een brug aan elkaar geknoopt van takken, twijgen en lianen. Vrij uniek in Japan, maar in Shikoku schijnen er maar liefst twee te zijn. Deze brug hangt hier al zo lang over de rivier dat niemand meer precies weet vanaf wanneer. Het meest recente jaartal dat genoemd wordt is 1185. De brug hangt hier dus al tenminste 830 jaar. En… je kunt er overheen wandelen.

Doen we even denken we. Het brugdek is van stevige planken, dus daar loop je zo overheen. Denken we. De planken zijn pak ‘m beet 5 centimeter breed. De gaten tussen de planken ruim 10 centimeter. Oversteken blijkt dus nog een hele operatie. Er is weinig houvast en er hangt geen net onder de brug. Nou zal een menselijk lichaam niet tussen de planken van het brugdek door passen, maar een voet en een been komen een heel eind. Uitkijken dus. Ook onze zoon van 5 loopt dapper mee. Tot dat hij precies halverwege besluit dat hij het te eng vindt en terug wil. Maar ja, er zit nu niets anders meer op dan door te gaan.

Shikoku is wildernis

Oboke-Koboke ravijn

Vanaf Kazurabashi rijden we verder. Via een spectaculaire rit de bergen over belanden we in het ravijn naast Iyake. Het Oboke-Koboke ravijn is wat begaanbaarder dan het Iyake ravijn. Hier loopt de weg wat lager en dichter langs de rivier. Bovendien is het een grotere weg met gewoon lekker twee banen. Oboke-Koboke is voor ons ook het eindpunt van dag 1 van deze roadtrip door Shikoku.

We verblijven in het Oboke-Koboke ravijn in hotel Sunriver Oboke, ingeklemd tussen de steile bergwand en de rivier en als je in de buurt bent een echte aanrader. De publieke ruimtes van het hotel zijn wat aan de oubollige kant, maar de kamers zijn recent gerenoveerd en erg comfortabel. Zoals een goed Japans hotel betaamt wordt er ’s avonds een heerlijk diner geserveerd en daarna staat het bad klaar.

Shikoku is wildernis

Het is een lange dag geweest. In het volgende deel vervolgen we onze roadtrip naar de Kompira schrijn in Kotohira en steken we de Seto Inland Sea weer over naar Honshu.